![]() afvoeren, elimineren, onttrekken, opruimen, opzij duwen, opzij schuiven, scheiden, vagen, wegbonjouren, wegdoen, weghalen, wegleggen, wegnemen, wegwerken, zich ontdoen van schrappen ww.: afvoeren, besparen, censureren, doorhalen, doorkrassen, uitwissen, verwijderen, weghalen, weglaten, wegstrepen lozen ww.: afvoeren, dumpen, ledigen, luchten, ontlasten, uitstorten, uitwerpen. |
tuinafval afvoeren |
![]() dat wij afvoeren. dat jullie afvoeren. dat zij afvoeren. meervoud van het zelfstandig naamwoord afvoer. Het woord afvoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie. In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd afvoeren" herkend door.: |
ontstoppen |